Conjugation German verb versinken passive voice

Strong irregular verb
Auxiliary verb used with versinken : sein
versinken

Translation versinken

versinken ➔

to sink

Indikativ (Indicative)

Präsens (Present)

versunken
versunken
versunken
versunken
versunken
versunken

Präteritum (Imperfect)

versunken
versunken
versunken
versunken
versunken
versunken

Perfekt (Present perfect)

versunken worden
versunken worden
versunken worden
versunken worden
versunken worden
versunken worden

Plusquamperfekt (Pluperfect)

versunken worden
versunken worden
versunken worden
versunken worden
versunken worden
versunken worden

Futur I (Future)

versunken werden
versunken werden
versunken werden
versunken werden
versunken werden
versunken werden

Futur II (Past future)

-
-
-
-
-
-

Konjunktiv I (Subjunctive )

Präsens (Present)

versunken
versunken
versunken
versunken
versunken
versunken

Perfekt (Present perfect)

versunken worden
versunken worden
versunken worden
versunken worden
versunken worden
versunken worden

Futur I (Future)

versunken werden
versunken werden
versunken werden
versunken werden
versunken werden
versunken werden

Futur II (Past future)

-
-
-
-
-
-

Konjunktiv II (Conditional)

Präteritum (Imperfect)

versunken
versunken
versunken
versunken
versunken
versunken

Plusquamperfekt (Pluperfect)

versunken worden
versunken worden
versunken worden
versunken worden
versunken worden
versunken worden

Futur I (Future)

versunken werden
versunken werden
versunken werden
versunken werden
versunken werden
versunken werden

Futur II (Past future)

-
-
-
-
-
-

Imperativ (Imperative)

- (-)

-
-
-
-

Infinitiv (Infinitive)

Präsens (Present)

versunken

Perfekt (Present perfect)

versunken

Partizip (Participle)

Präsens (Present)

versunken

Perfekt (Present perfect)

versunken

Verbs having a similar conjugation to versinken

A few randomly selected verbs

triefen - schämen - schreiten - servieren - läuten - reduzieren - nachweisen - gelangen - verursachen - bessern - managen - überreichen - voll fressen - verweisen - vorliegen - vermehren - transportieren - richten - niederlassen - abheften - spülen - widerrufen - ertränken - erfassen - checken - zukommen - glimmen - erkranken - einlassen - gewähren - danebenschießen - auftürmen - hereinkommen - herunterbringen - tiefstapeln - wegbringen - hinneigen - einschlagen - korrespondieren - davonmachen - stöpseln - gedulden -